Het is zaterdagmiddag. Mirthe is met Richard naar de schaatsbaan. Ik ga boodschappen doen met Joris. Het is mooi herfstweer en we gaan lekker met de rolstoelfiets. Ik bind een krat achterop en we fietsen richting winkelcentrum. Joris zingt en kraait. “Heuuuuuu”, doet hij in verschillende hoogtes. Quality time met mijn zoon. Er is kermis in het winkelcentrum. Ik loop er voorbij. Joris geniet van de lichtjes, maar ik hoef met hem geen attractie in. De winkels zijn een attractie op zich. Eerst gaan we naar de drogist en maken een praatje met onze favoriete verkoopster. Joris lacht als hij haar ziet. Daarna gaan we naar de Bruna. Ik blader door een tijdschrift en geef Joris een knisperboekje. Hij knispert er op los en gooit het vervolgens op de grond. Dikke pret. We gaan naar de Hema. Ik koop een paar shirts. Joris voelt aan zijn nieuwe shirt. Lekker zacht. Ik drapeer het shirt over zijn hoofd. Kiekeboe. Joris lacht en zwaait met zijn lijf. Daarna gaan we brokjes halen voor de poes bij de dierenwinkel. We lopen langs de schappen met speeltjes voor hond en kat. Ik geef Joris een rubberen knijpbeest. Hij knijpt er een paar keer in en kijkt er geconcentreerd bij. Ik pak een speeltje met veertjes. Ik aai met de veertjes over Joris’ gezicht. Hij giechelt. We lopen langs het aquarium. Het hoogtepunt. Joris staart gebiologeerd naar de vissen met tropische kleuren. “Kijk Joris”, zeg ik, “Vis!” Ik wijs naar een grote oranje vis. En dan.. dan gebeurt er iets moois. Joris maakt een enthousiast geluid. “Iiiiiiiiii”, zegt hij en hij maakt met beide handjes het gebaar van de vis. Daar in de dierenwinkel heb ik het gevoel alsof mijn kind zojuist uit zijn rolstoel is opgestaan. “Goed zo”, zeg ik enthousiast. Ik steek mijn duim omhoog. De mensen in de winkel bestaan niet meer. Alleen maar Joris. Ik zeg het nog een keer. “Kijk Joris, Vis!!!” Hij doet het weer. Hij maakt weer het gebaar van de vis. Nog iets enthousiaster dan net. Ik krijg er geen genoeg van. Hij heeft dit zolang niet laten zien. Zie je wel, denk ik. Het is geen toeval. Hij snapt het toch. Hij snapt dat het een vis is. Hij maakt het gebaar van de vis. Hij communiceert het woord. Hij spreekt. Ik kijk samen met hem naar de visjes. In mijn hoofd speelt het liedje van Racoon. “Een oceaan om in te vluchten. Liefde om je hart te luchten. Een oceaan hoe lekker zou dat zijn”. Joris die visje gebaart zegt meer dan een oceaan van woorden.